Invoeringstoets Wki gestart
Afgelopen week vond een eerste gesprek plaats met een beleidsambtenaar van het PPAC, het adviescentrum van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, die zich bezighoudt met de invoeringstoets van de Wet kwaliteit incassodienstverlening (Wki).
De invoeringstoets beziet na een periode van één jaar na invoering welke onvoorziene effecten er zijn ontstaan door de Wki. We hebben gedurende afgelopen jaar onderwerpen benoemd die naar onze mening niet goed uitpakken of ongekende neveneffecten kennen en die naar het ministerie gestuurd.
De invoering van de Wki, Bki en Rki heeft impact op de gehele incassosector. Praktische uitvoerbaarheid, rechtszekerheid voor incassobureaus en bescherming van schuldenaren kan alleen samengaan wanneer wet- en regelgeving nauwkeurig zijn afgestemd op de realiteit van de praktijk. En daar schort het nodige.
Wij roepen op tot gerichte aanpassingen en zien de invoeringstoets als een uitgelezen moment om ongewenste neveneffecten te bezien en aangepast door te voeren.
Enkele onderwerpen die we hebben benoemd zijn:
1. Reikwijdte
De huidige invulling van de reikwijdte is te ruim en leidt in de markt tot grote onduidelijkheid. Diverse organisaties – zoals bijvoorbeeld VvE’s, vastgoedbeheerders, callcenters en partijen die white-label debiteurenbeheer uitvoeren – vallen onder de wet zonder zich daarvan bewust te zijn. Daar is ook te weinig informatie over verstrekt. Het werkt bovendien rechtsonzekerheid in de hand. Wij pleiten voor een brede herijking van de reikwijdte.
2. Koppel incassokosten aan de Wki-reikwijdte
In de Kamerbrief van 28 maart 2025 geeft de staatssecretaris aan de reikwijdte mede te bezien in het kader van de positie van de schuldeiser die nu geen positie kent in de Wki. Wij pleiten ervoor om het mogen berekenen van incassokosten volgens de Wet Incassokosten (WIK) te koppelen aan de Wet kwaliteit incassodienstverlening (Wki). Dan wordt helderheid gegeven en uniformiteit geborgd. Diegenen die aan de Wki-verplichtingen moeten voldoen mogen dan incassokosten in rekening brengen, waarop binnen het wettelijk stelsel van gereguleerde incassodienstverleners toezicht wordt gehouden en er geen ongelijk speelveld met zelfincassanten in stand blijft.
3. Debiteurenbeheer niet onder Wki
Debiteurenbeheeractiviteiten door incassobureaus waarbij uit naam van een opdrachtgever om betaling wordt gevraagd, zouden niet onder de werking van de Wki moeten vallen. Dan blijft het ook mogelijk om de schuldenaar uit naam van de opdrachtgever te benaderen, zonder de naam van het incassobedrijf te (moeten) noemen. Dat schept namelijk verwarring bij de consument; er is immers geen incassozaak, maar er belt of schrijft wel een incassobureau of gerechtsdeurwaarder of incassoadvocaat. Nu dwingt de Wki de incassodienstverleners om zich als zodanig kenbaar te maken en dat is een onwenselijke uitwerking.
4. Geschillenregeling
Door het ontbreken van (kwaliteits)eisen in de Wki over de geschillenregeling is onduidelijkheid ontstaan, zelfs bij Dienst Justis. Het werkt niet om het over te laten aan de markt. Heldere criteria zijn nodig om verschillen in de beslechting te voorkomen. Het is wonderlijk dat een consument maar moet uitzoeken bij welke geschillenregeling een incassodienstverlener is aangesloten om daar vervolgens een klacht in te dienen.
Waarom niet kiezen voor één geschillenregeling? Wanneer het Kifid in de Wki wordt opgenomen, wordt alle onduidelijkheid voor consumenten én opdrachtgevers geelimineerd. Bovendien worden klachten dan op een professionele en onafhankelijk wijze behandeld en eensluidend afgedaan.
5. Opleidingseisen
De opleidingseisen voor medewerkers zijn een groot probleem. De eis tot het behalen van niveau 3 of 4-diploma’s binnen zes maanden is voor veel (zelfs ervaren) incassomedewerkers niet haalbaar. De ruimte die de staatssecretaris in zijn brief van 28 maart 2025 aan de toezichthouder geeft is van tijdelijke aard. Er moet een permanente oplossing komen voor medewerkers die vóór 1 april 2024 in de sector werkzaam waren.
Dat nieuwe incassomedewerkers aan de opleidingseis moeten voldoen valt mee te leven. Maar medewerkers die vóór 1 april 2024 reeds werkzaam waren in de incassosector zouden een ontheffing op de opleidingseis moeten kunnen krijgen, wanneer zij aantoonbaar hun vakbekwaamheid kunnen duiden. Dit, om voor hen baanzekerheid te genereren zonder voor eeuwig vast te zitten aan de huidige werkgever. Aan werkgeverszijde is blijvende zekerheid over de inzetbaarheid van de grote ervaring van deze medewerkers een noodzaak, mede ook gezien de structurele krapte op de arbeidsmarkt.
6. Overige onderwerpen
We hebben ook inbreng gegeven over de beschrijving van de vordering, het opnemen van NAW-gegevens van de schuldenaar in e-mails, de verplichte vermelding van voorwerp en titel van de verplichting tot betaling, de ingewikkeldheid van specificaties van rentebedragen, de wijze van benadering van de schuldenaar, verschillen tussen toezichthouders van de drie incassodienstverleners , het onnodig toepassen van de Algemene Termijnenwet. Ook hebben we input aangereikt over de broodnodige indexering van incassokosten en de toegang tot de BRP, hoewel we beseffen dat dit buiten de scope van de invoeringstoets valt.
Naar verwachting zal de uitkomst van de invoeringstoets voor het einde van het jaar bekend worden gemaakt.